Ibnoel-Qayyim zei: “Als de dienaar zou beseffen dat de gunsten die Allah hem geeft door middel van de testen die hij ondergaat niet onderdoen tegenover de gunsten die hij krijgt door middel van tijden van voorspoed, dan zouden zijn hart en tong zich enkel en alleen met dankbetuiging bezighouden.” (Tarieqoel-Hidjratayn).
Hij zei ook: “Pijnen, ziekten en moeilijkheden behoren tot de grootste gunsten, want zij behoren tot de wegen die leiden tot de gunsten. Het grootste genot is het genot dat komt na pijnen.” (Shifaa-oel ‘Aliel).
Soefyan Ath-thawrie heeft gezegd: “Het weerhouden van Allah is in werkelijkheid geven, omdat Hij niet iets weerhoudt uit gierigheid, of omdat Hij iets niet bezit. Maar Hij kijkt naar datgene wat het beste is voor Zijn moslimdienaar zodoende kiest Hij op welk moment weerhouden beter is, nadat Hij naar de toestand van Zijn dienaar gekeken heeft.”
Ibnoel-Qayyim zegt, nadat hij de woorden van Soefyan vermeldt: “En het is inderdaad zoals hij gezegd heeft, want Allah wil enkel het goede voor de ware gelovige. Allah geeft aan deze dienaar, terwijl Hij je van zaken ontzegt. En Hij geeft gunsten, terwijl Hij je test. Zijn testen zijn een genezing, ook al lijken zij uiterlijk gezien op een ziekte. Doch, uit onwetendheid denkt de dienaar dat gunsten zich enkel bevinden in voorspoed en gezondheid, en dat ze enkel zaken zijn die hij aangenaam vindt. Maar als deze dienaar kennis zou bezitten, dan zou hij beseffen dat Allah hem gunsten geeft wanneer Hij hem van iets ontzegt. En dan zou hij beseffen dat de testen een barmhartigheid zijn. Zodoende zou hij meer genieten van de testen dan van tijden van voorspoed, en zou hij meer van armoede genieten dan van rijkdom, en dan zou hij Allah dankbaarder zijn in tijden waarin hij weinig bezit dan in tijden waarin hij veel bezit! En zo waren de voorgangers! De intelligente persoon is dus degene die tijden van tegenspoed als een genezing, een weerhouding als een gift, en armoede als rijkdom beschouwt. De slimme is dus degene die beseft dat de meeste gunsten zich bevinden in de zaken die Allah hem geeft waar hij niet van houdt.” (Al-Madaridj).
Ibnoe Taymiyyah zegt: “Als men zegt dat iets een test en tegelijkertijd een gunst kan zijn, dan spreekt dit mekaar niet tegen. Wanneer men kijkt naar de manier waarop dit plaatsvindt, dan kan men zeggen dat het een rampspoed is. Maar als men naar het eindresulaat kijkt, dan zal men merken dat dit een barmhartigheid was. En dit is zoals een zieke die een medicijn drinkt dat hij niet lekker vindt, terwijl het een gunst is aangezien het de ziekte geneest.” (Tasliyatoe ahloel masaa-ib).
En hij zegt ook: “Wanneer de mens iets overkomt dat hem verblijdt, dan is dit een duidelijke gunst. En wanneer het iets is dat hem niet verblijdt, dan is dit ook een gunst, omdat het zijn fouten en zonden uitwist. Hij zal beloond worden als hij hier geduldig in is, en ook omdat hier een wijsheid achter schuilt waar hij niet van op de hoogte is: Het kan zijn dat jullie iets haten dat beter is voor jullie, en het kan zijn dat jullie van iets houden dat slecht is voor jullie. En Allah weet, en jullie weten niet.”
En in de overlevering: “En Allah beslist niets anders dan het goede voor de moslim. Wanneer hem iets goeds overkomt, dan is hij dankbaar en dit is beter voor hem. En wanneer hem iets slechts overkomt, dan is hij geduldig en dit is beter voor hem.” (Moeslim).
Wahb ibnoe Moenabbih heeft gezegd: “Iemand is geen geleerde totdat hij beseft dat testen een gunst zijn, en totdat hij tijden van voorspoed als een test beziet, en dit omdat degene die zich in een test bevindt op een uitweg wacht, en omdat degene die zich in tijden van voorspoed bevindt op een test wacht.” (Oedatoes-sabirien).
En tot slot hebben sommigen van onder de geleerden gezegd: “Het is ons geliefder dat Allah ons gunsten geeft door onze wereldlijke zaken te ontnemen, dan dat Hij ons gunsten geeft door ons wereldlijke zaken te geven, aangezien Allah ook niet het wereldlijke leven voor Zijn profeten wilde. Dus, is het mij geliefder om mij in een situatie te bevinden die Allah wilde voor Zijn profeet, dan mij in een situatie te bevinden die Allah niet voor Zijn profeet wilde!” (Oedatoes-sabirien).