In de Naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle
Een man had zina gepleegd en wou dat de hadd op hem uitgevoerd zou worden. De Profeet maakte steeds excussen voor hem en draaide zich van hem weg, maar hij bleef aandringen en wou dat de straf op hem uitgevoerd zou worden – dus de straf werd uitgevoerd.
Al-Qurtubi zegt vervolgens in zijn Tafsir:
وفي بعض طرقها أنه صلى الله عليه وسلم سمع رجلين من أصحابه يقول أحدهما لصاحبه : انظر إلى هذا الذي ستر الله عليه فلم تدعه نفسه ، حتى رجم رجم الكلب ، فسكت عنهما
“Toen hoorde de Profeet vrede zij met hem twee van zijn metgezellen tegen elkaar praten. De een zei tegen het ander: “Zie deze man wiens zonde Allah had verborgen maar zijn ziel had daar geen vrede mee totdat hij als een hond werd gestenigd!”
ثم سار ساعة حتى مر بجيفة حمار شائل برجليه ، فقال : أين فلان وفلان ؟ فقالا : نحن ذاك يا رسول الله ، فقال
De profeet bleef stil en zei verder niets. Ze liepen verder tot zij de karkas van een ezel tegenkwam wiens poten naar de hemel waren gericht. De Profeet zei: “Waar zijn zus en zo?” Die twee mannen zeiden: “Wij zijn hier, yaa rasoel Allah”. Hij zei tegen hun:
نزلا وكلا من جيفة هذا الحمار
“Jullie tweeën, stap af en eet van dit karkas!!”
فقالا : يا نبي الله من يأكل هذا ؟ قال :
فما نلتما من عرض أخيكما آنفاً أشد أكلاً منه ، والذي نفسي بيده إنه الآن لفي أنهار الجنة ينغمس فيها
Zij zeiden: “Wie kan zoiets eten?” De Profeet zei: “Hetgeen jullie over jullie broeder zeiden was verroter dan dit!! Bij Degene in Wien’s Hand mijn ziel ligt, hij is nu bij de bergbeekjes van Janah!”
{“Al-Jami li Ahkam Al-Qur’an”, 49/12}.