Sheikh Moeh’ammad Saalih’ al-Moenaddjied heeft gezegd:
Dit is een kwestie waarbij we moeten kijken naar de voor- en nadelen.
Als het vertellen over deze kwaadsprekerij of laster hen niet kwaad maakt of ervoor zorgt dat ze een hekel aan hem krijgen, dan zou hij het moeten vertellen -al is het alleen in algemene bewoordingen- en hen om vergeving vragen. Hij zou kunnen zeggen “Ik heb jou onrecht aangedaan in het verleden”, of “Ik heb slecht over jou gesproken, maar ik heb nu berouw getoond aan Allah, dus vergeef me alsjeblieft” - zonder in details te treden en dit is dan voldoende.
Maar als het vertellen over deze kwaadsprekerij of laster waarschijnlijk leidt tot haat en woede (wat in de meeste gevallen het waarschijnlijkst is), of als algemene bewoordingen niet voldoende zijn voor hen en zij meer details eisen (wat meer haat oproept)- dan hoeft hij het helemaal niet te vertellen, want de Islaam wil wandaden niet vergroten. Een persoon, die eerst blij en ontspannen was, iets vertellen wat hem woedend maakt en haat bij hem oproept, is in strijd met de doelstellingen van de Sharie’ah, waarin wordt gestreefd naar het openen van de harten van moslims voor anderen en het verspreiden van broederliefde onder hen. Een persoon vertellen over iemands kwaadsprekerij kan ervoor zorgen dat die persoon hem van nu af aan gaat haten. In zo’n geval is het beter om alleen berouw te tonen aan Allah, op de volgende manier:
1. Hij zou spijt moeten voelen, Allah’s vergiffenis zoeken, denken aan de slechtheid van de zonde en geloven dat het h’araam is.
2. Hij zou de mensen tegen wie hij die valse woorden heeft gezegd, moeten vertellen dat ze niet waar zijn en hij zou de naam van degene die hij heeft belasterd moeten zuiveren.
3. Hij zou goed moet spreken over de persoon die hij belasterde, in dezelfde bijeenkomsten waar hij slecht over hem had gesproken en zijn goede eigenschappen moeten noemen.
4. Hij zou de persoon waarover hij in het verleden heeft geroddeld moeten verdedigen en voor hem moeten spreken wanneer er slecht over hem wordt gepraat.
5. Hij zou moeten bidden voor zijn vergiffenis in zijn afwezigheid. (Al-Madaariedj, 1/291; al-Moeghni ma’a s-Sharh’ al-Kabier, 12/78.)
Hierbij moet opgemerkt worden dat er een verschil is tussen financiële rechten en het recht van fysieke veiligheid enerzijds en de rechten die aangetast worden door kwaadsprekerij en laster anderzijds. Mensen kunnen ervan profiteren als over de financiële rechten verteld wordt en zij er een compensatie voor krijgen waarmee ze blij zijn, vandaar dat het geheim houden hiervan niet toegestaan is. Dit is anders bij de kwestie van beledigingen die de eer van een persoon betreft, waarbij hem hierover inlichten kan leiden tot meer verdriet en pijn.
(Uit het boek "Ik wil berouw tonen, maar…")