vrijdag 24 april 2009

video: mashAllah recitatie surat al-qalam

flyer: 30-04-09 sheik Mohammed al-arifi in den-haag

verhaal: De amier en de faqier

Allah, de Verhevene, zegt (interpretatie van de betekenis):
“(Voor) wie het wereldse leven en haar versieringen wensen, zullen Wij hun daden daarin volledig vergoeden, en zij zullen daarin niet worden benadeeld. Zij zijn degenen voor wie in het Hiernamaals niets dan de Hel is, en vruchteloos is wat zij daarin (op aarde) verrichtten. En wat zij pleegden te doen is verloren gegaan.”
(Soerat Hoed: 15-16)

Ook zegt Hij (interpretatie van de betekenis):

“En wie het vergankelijke (van de wereld) wenst: voor hem zullen Wij wat Wij wensen daarin verhaasten, voor wie Wij willen. Vervolgens maken Wij voor hem de Hel klaar, hij gaat daarin binnen, vernederd en verjaagd. En wie het Hiernamaals wenst en er met een redelijke inzet naar streeft, én hij is gelovig: hij (behoort) tot degenen van wie hun streven wordt beloond. Beide groepen, voorgenoemde en laatstgenoemde, geven Wij ondersteuning van jouw Heer, en de ondersteuning van jouw Heer is onafwendbaar. Zie hoe Wij sommigen van hen bevoorrecht hebben over anderen. En het Hiernamaals is zeker hoger in rang en groter als voorrecht.”
(Soerat al-Israa’: 18-21)

Wat is dit wereldse leven?

Wat is de waarde van het verstrijken ervan?

Wat is stelt zijn zilver voor?

Wat zijn zijn paleizen waard en het verkrijgen van een vooraanstaande positie?

Dit alles is niets waard… Het is slechts spel, ijdel tijdverdrijf, opschepperij, het vermeerden van bezittingen, opzichtig gedrag, het elkaar aftroeven enz.

Datgene wat daarentegen echt is en blijvend, dat is het geloof en goede daden.

cAliy ibn al-Ma’moen, de Abbasidische khaliefah, keek eens vanuit het balkon van zijn weelderige paleis in Bagdad naar de marktplaats.

Zijn voedsel was altijd het beste van het beste. Geen dag in zijn leven heeft hij ooit honger of dorst geleden. En nooit verbrandde zijn gezicht door de zon. Hij had werkelijk een aangenaam leven.

En zo keek hij daar van zijn paleis naar de mensen op de markt. De ene gaat en de andere komt en zo keek hij naar dit hectische schouwspel. De amier’s blik viel op een man daar onder de menigte die werkte als sjouwer. Hij zou de spullen van mensen dragen van de ene plaats naar de andere en hij vertoonde tekenen van een oprechte, godsvruchtige man. Deze man zou van winkel naar winkel gaan en van plaats naar plaats. De amier begon iedere beweging van deze man te volgen. De sjouwer zou wanneer de zonsopgang was verstreken de markt verlaten, de woedoe’ verrichten en twee rakcah bidden. Hij zou zijn handen opheffen naar de Levende, de Bestuurder, en zeggen.

Verheven is Hij met Wie de armen en behoeftigen contact onderhouden.

Verheven is Hij tot Wie de onderdrukten zich richten.

Deze sjouwer zou nadat hij het doehaa-gebed had verricht zijn werk weer oppakken tot iets voor het middaggebed. Hij zou dan voor een dirham brood kopen. Vervolgens zou hij naar de rivier lopen om daar zijn drinkgerei te vullen met water waarna hij wat zou eten en drinken. Als hij daarmee klaar zou zijn, verrichtte hij de woedoe’ voor het middaggebed, en ving hiermee aan om daarna Allah te smeken. Huilend zou hij de Levende, de Bestuurder aanroepen. Daarna zou hij een uur slapen. Na dit dutje zou hij opstaan om vervolgens terug te keren naar zijn werk en zich daar in te spannen. Later zou hij weer een brood kopen en naar huis gaan. Ook de tweede dag hield de man zich aan dit programma en dagindeling waaraan niets veranderde. Zo ook op de derde dag en de vierde enz.

De amier besloot één van zijn soldaten te sturen om deze man te sommeren te verschijnen in het paleis. De soldaat vertrok en sommeerde de sjouwer, die in zichzelf zei: “Wat wil deze soldaat van Bani cAbbaas met mij? Wat heb ik te maken met de kaliefen.”

De soldaat zei: “De amier sommeert jou vandaag bij hem te verschijnen.”

Deze arme man dacht dat de amier hem weldra zou afrekenen en ter verantwoording zou roepen. Hij zei: “Onze zaak is bij Allah. En wat een voortreffelijke zaakwaarnemer is Hij.”

Deze woorden zijn de wapen van de armen, van degenen die in nood verkeren, van de behoeftigen die de hoofden van de onderdrukkers breekt.

Toen Ibraahiem vrede zij met hem werd gebracht en het laaiende vuur voor hem klaarstond en hij hierin werd gegooid, toen trok hij dit wapen en zei: “Onze zaak is bij Allah. En wat een voortreffelijke zaakwaarnemer is Hij.” En met de Gunst van Allah veranderde dit vuur van ziedende hitte naar aangename koelte zodat hij niet getroffen zou worden.

Deze arme man kwam binnen bij cAliy ibn al-Ma’moen de amier en hij groette hem.

De amier vroeg hem: “Ken je mij niet?”

Hij antwoordde: “Ik heb je nooit gezien om je te kennen.”

De amier zei: “Ik ben de zoon van de khaliefah.”

De arme man antwoordde: “Dat is wat ze zeggen.”

De amier vroeg: “Wat voor werk doe jij?”

De arme man zei: “Ik werk met de dienaren van Allah in het land van Allah.”

De amier zei: “Ik heb je een aantal dagen geobserveerd en ik zag de moeilijkheden die jij moet doormaken. Ik wil jou graag van deze moeilijkheden ontlasten.”

De arme man vroeg: “Hoe wil je dat doen?”

De amier antwoordde: “Kom met je familie bij mij wonen in dit paleis. Etend, drinkend en rustend. Geen kommer en kwel zal je nog overkomen, noch verdriet.”

De arme man antwoordde: “O zoon van de khaliefah, geen kommer is slechts voor degene die geen zonde pleegt. En geen kwel is slechts voor degene wie Allah niet ongehoorzaam is. En geen verdriet is slechts voor degene die geen slechte daden verricht.

Maar wat betreft degene die gaat slapen terwijl hij de Woede van Allah op zich heeft afgeroepen en wakker wordt in de zonde tegenover Allah, hij is het die kommer, kwel en verdriet toekomt.”

De amier vroeg hem vervolgens naar zijn familie.

De arme man antwoordde: “Mijn moeder is een oude vrouw en mijn zus is blind. Ik breng voor het maghrib-gebed eten voor hen mee omdat zij iedere dag vasten. Wij eten dan samen en later gaan wij slapen.”

De amier vroeg: “Wanneer staan jullie dan op?”

De arme man antwoordde: “Wanneer de Levende, de Bestuurder neerdaalt naar de hemel van deze aarde in de laatste deel van de nacht.”

De amier vroeg hem: “Heb je schulden?”

De arme man antwoordde: “Mijn schulden zijn mijn zonden tegenover de Levende, de Bestuurder.”

“Zou je dit leven van ons niet wensen?” vroeg de amier.

“Nee, bij Allah!”

“En waarom niet” vroeg de amier

“Ik ben bang dat mijn hart zal verharden en ik mijn geloof zal verwaarlozen,” was het antwoord van de arme man.

“Dus je hebt liever dat je een sjouwer bent op de markt, terwijl je honger lijdt in de zon, ontbloot, verdrietig, gekweld en belast. In plaats daarvan kun je hier bij mij wonen in dit paleis!”

“Nee, bij Allah, ik blijf liever zo leven.”

Hierop liet de amier hem gaan en begon na te denken over de woorden van de arme man die een ware les in het geloof inhielden en hem zo hadden aangegrepen. Deze lessen van Tawhied lieten hun indruk achter op zijn hart. Op een nacht werd de amier wakker vanwege zij zonden en hij kon niet meer slapen. Hij realiseerde zich dat hij al deze tijd in een lange, diepe slaap was verkeerd en dat een waarschuwer van Allah naar hem toe was gekomen om hem te doen ontwaken.

Wees gewaarschuwd, O achterblijver. Hoe lang blijf je in deze levenloze staat.

Dit verblijf zal je beproeven. En je zult hier niet voor eeuwig verblijven.

Het goede in dit leven is weinig. En het slechte is daar veelzijdig.

Terwijl het leven afneemt. Nemen de slechte daden toe.

Tref dus de nodige voorbereidingen. Werkelijk, de weg is nog lang.

De amier werd dus wakker midden in de nacht en hij vertelde tegen een aantal van zijn vertrouwelingen: “Ik zal naar een andere plaats gaan. Licht mijn vader, de khaliefah al-Ma’moen hierover pas na drie dagen in. Vertel hem dat wij elkaar weer zullen zien tijdens de grote verzameling van de Dag der Opstanding.”

“Waarom?” vroegen ze.

Hij antwoordde: “Ik heb mezelf bekeken en zag vele zonden. Ik realiseer mij dat ik in een diepe slaap gevangen was. Onachtzaam en in dwaling was ik en het enige wat ik wil is vluchten samen met mijn ziel naar Allah.”

Hierop vertrok hij midden in de nacht. Zijn weelderige kleren verruilde hij voor armeluiskleding en hij vertrok in de holst van de nacht verwijderd uit het zicht van de mensen. Niet de khaliefah, noch de mensen van Bagdad waren op de hoogte van waar de amier naartoe was gegaan.

… Zijn voorkomen was totaal veranderd en vanaf dat moment zag hij eruit als een arme man en zou hij voor de kooplieden tegen een vergoeding werk verrichten. Door de dag heen zou hij zich bezig houden met de volgende zaken. Overdag zou hij de Koran memoriseren. De maandagen en donderdagen zou hij vasten. In de nachten zou hij opstaan voor het nachtgebed om contact te onderhouden met de Levende, de Bestuurder en hij zou nauwelijks voldoende geld bezitten om de dag door te komen. Hierdoor verdween kommer en kwel, verdriet, zelfvoldaanheid en hoogmoed uit zijn hart.

“En wie dood was, en die Wij daarna tot leven brachten en voor wie Wij een licht maakten, waarmee hij onder de mensen rondgaat, is hij te vergelijken met hem die in de duisternissen verkeert, waar hij nimmer uit kan komen?” (Soerat al-Ancaam: 122)

En toen zijn einde naderde, gaf hij een handelaar een ring en vroeg hem: “Ik ben de zoon van khaliefah al-Ma’moen. Zou je, als ik sterf, mijn lichaam kunnen wassen, in een lijkkleed wikkelen, mij begraven en tenslotte deze ring aan mijn vader kunnen geven?”

Dit deed de man. Hij waste hem, wikkelde hem in een lijkkleed, verrichtte het dodengebed en begroef hem vervolgens. Daarna ging deze man met de ring naar al-Ma’moen. De khaliefah die al deze tijd gedacht had dat zijn zoon dood was of op een plaats leefde ver weg, was geheel ontdaan en begon te huilen. Hierop vroeg hij de handelaar naar deze ring en hij vertelde hem het verhaal. Bij het horen van dit verhaal begonnen de khaliefah en al zijn vizieren nog meer te huilen en zij wisten bij zichzelf dat hij het juiste Pad heeft weten te bewandelen, maar dat zij niet met hem zijn meegegaan om dit te bewandelen.

“En voor wie Allah Leiding wenst, diens borst verruimt Hij voor de Islam.” (Soerat al-Ancaam: 125)

maandag 20 april 2009

video: arabisch- 2 نصيحة لمن ابتلي بفتنة التجريح والتبديع للشيخ عبد العزيز الفوزان



Met vertaling: http://www.al-yaqeen.com/nieuw/mediatheek/flashfilm.php?id=33

video: arabisch- 1 نصيحة لمن ابتلي بفتنة التجريح والتبديع للشيخ عبد العزيز الفوزان



Met vertaling: http://www.al-yaqeen.com/nieuw/mediatheek/flashfilm.php?id=33

video: Rabbaah! (O Heer!)

video: lees jouw boek!

video: Geloof der kuisheid

vraag: kleding tussen moslima's onderling

Het dragen van onthullende en korte kleding, en de grenzen van de awrah van de vrouw bij andere vrouwen

Vraag:

Voor sommige vrouwen wordt het gebruikelijk om korte en strakke kleding te dragen die hun aantrekkelijkheden tonen, die zonder mouwen zijn, de borst of de rug laten zien, zodat de vrouw praktisch naakt is. Als we proberen hen te adviseren, zeggen ze dat ze deze kleding alleen bij andere vrouwen dragen, en dat de awrah van een vrouw bij andere vrouwen het gebied van de navel tot de knie is. Wat is de regelgeving van Islam, naar uw mening, met bewijs van de Qur’aan en Sunnah, met betrekking tot deze kwestie en betreffende het dragen van deze soort kleding bij mahrams? Moge Allah u belonen met het goede namens de moslims, mannen en vrouwen, en moge Hij uw beloning groots maken.

Antwoord:
Lof is aan Allah
In antwoord op dit kan gezegd worden dat het is overleverd in een saheeh hadeeth dat de Profeet (vrede en zegeningen van Allah zij met hem) zei:
“Er zijn twee soorten van de mensen van de Hel die ik nog niet heb gezien. Mensen met zwepen als de staarten van vee, waarmee ze de mensen slaan, en vrouwen die naakt gekleed zijn, terwijl ze lopen op een verlokkende manier. Zij zullen het Paradijs niet binnentreden, noch zullen ze zijn geur ruiken, ook al kan de geur al van zo’n en zo’n afstand geroken worden.”

De geleerden interpreteerden “naakt gekleed” als verwijzend naar vrouwen die strakke kleding of lichte kleding dragen die niet bedekken wat er onder is, of korte kleding. Shaykh al Islam Ibn Taymiyyah vermeldde dat wat vrouwen in hun huis droegen in de tijd van de Profeet (vrede en zegeningen van Allah zij met hem) alles bedekte van de hiel van de voet tot aan de palm van de hand. Dit alles was bedekt terwijl ze in het huis waren, en als zij naar buiten naar de markt gingen, was het bekend dat de vrouwen van de Sahaabah losse kledingstukken droegen die over de grond sleepten. De Profeet (vrede en zegeningen van Allah zij met hem) stond hen toe om het een stukje op te tillen, maar niet meer dan dat.

Met betrekking tot de twijfels die sommige vrouwen hebben, met betrekking tot de woorden van de Profeet (vrede en zegeningen van Allah zij met hem), “Laat geen vrouw naar de ‘awrah van een andere vrouw kijken en laat geen man naar de ‘awrah van een andere man kijken; de ‘awrah van een vrouw bij andere vrouwen is van de navel tot de knie,” wat zij interpreteren als dat het aangeeft dat de vrouw korte kleding kan dragen – de Profeet (vrede en zegeningen van Allah zij met hem) zei niet dat het genoeg is dat de kleding van de vrouw het gebied van de navel tot de knie moet bedekken, dus dit kan niet als bewijs gebruikt worden. Wat hij zei was dat geen vrouw mag kijken naar de ‘awrah van een andere vrouw, dus hij verbood hen om te kijken, want de ‘awrah van de vrouw die losse kleding draagt kan soms getoond worden wanneer men bijvoorbeeld de roep van de natuur beantwoord of om een andere reden, dus de Profeet (vrede en zegeningen van Allah zij met hem) verbood vrouwen om naar elkaars ‘awrahs te kijken.

Omdat de Profeet (vrede en zegeningen van Allah zij met hem) zei dat geen man naar de awrah van een andere man mag kijken, betekent dit dat de Sahaabah izaars droegen of pantalons die maar van de navel tot de knie waren? Is er iemand die denkt dat vrouwen andere vrouwen kunnen ontmoeten terwijl ze niets anders dan kleding dragen die haar bedekken van de navel tot de knie? Niemand zou zoiets zeggen. Dat gebeurt alleen onder de kaafir vrouwen. De verwarring die sommige vrouwen hebben heeft geen basis; wat sommige vrouwen van deze hadeeth begrijpen is niet correct. De betekenis van de hadeeth is duidelijk. De Profeet (vrede en zegeningen van Allah zij met hem) zei niet dat de kleding van vrouwen alleen het gebied tussen de navel en de kniën moet bedekken. Vrouwen moeten Allah vrezen en dat gevoel van bescheidenheid voelen dat deel is van de natuur van vrouwen en dat deel is van het geloof, aangezien de Profeet (vrede en zegeningen van Allah zij met hem) zei: “Bescheidenheid is een tak van geloof.” En er wordt in spreekwoordelijke zin gezegd, “verlegener dan de maagd in haar afzondering.” Het was niet eens bekend onder de vrouwen van jaahiliyyah om slechts het gebied van de navel tot de knie te bedekken, zoiets was noch onder vrouwen noch onder mannen bekend; willen deze vrouwen dat de moslim vrouwen nog slechter zijn in verschijning dan de vrouwen van de jaahiliyyah?

Conclusie: de kleding is een ding en kijken maar de ‘awrah is een ander ding. Met betrekking tot kleding en wat een vrouw draagt bij andere vrouwen, het is voor haar voorgeschreven om alles van de palm van de hand tot aan de hiel van de voeten, maar als een vrouw haar jurk omhoog moet doen om werk te doen etc. mag ze het tot aan haar knieën omhoog doen, en als ze haar mouwen op moet rollen tot aan de bovenarmen, dan mag ze dat ook doen, als ze het maar doet zoveel als nodig is. Maar als dit de manier is waarop ze zich gewoonlijk kleed, dan is dat niet toegestaan. De hadeeth verklaard dit onder geen enkele omstandigheden, vandaar richt het zich tot degene richt die kijkt, niet tot degene waarnaar gekeken wordt. De Profeet (vrede en zegeningen van Allah zij met hem) verwees niet naar hoe vrouwen zich moesten kleden;
Met betrekking tot mahrams; zij mogen zoveel zien als een andere vrouw mag zien, dwz. Het is toegestaan voor een vrouw om te ontbloten wat ze ontbloot bij een andere vrouw, dus ze kan haar hoofd, nek, voeten, handen, voorarmen, etc. ontbloten maar ze moet geen korte kleding dragen.



Van de Fatwas van Shaykh Muhammad ibn Saalih ibn ‘Uthaymeen for al-Daw’ah magazine, issue # 1765, pagina 55



سبحانك اللهم وبحمدك اشهد ان لا إله إلا انتَ استغفرك واتوب إليك

Soebh'aanaka Allahoemma wa bieh'amdika ashhadoe an laa illaaha illa Ant, astagfieroeka wa atoeboe ilayk.

video: anasheed arabisch/nederlands over de dood

dinsdag 14 april 2009

video: anasheed- Qum li salaat

video: Het verbod op rente

video: anasheed-tuamel

video: Zijn Geur rook naar Muskus

video: De smeekbede

advies: afgeleid door vermeerdering

Alle lof zij Allah, en gebeden en vrede zij met de Boodschapper van Allah en zijn familie, metgezellen en degenen die hem bijstonden.

Beste broeders en zusters, ik wil vandaag even stilstaan bij de volgende woorden van Allah:

أَلْهَاكُمُ التَّكَاثُرُ حَتَّى زُرْتُمُ الْمَقَابِرَ

Oftewel (interpretatie van de betekenis): "Het vermeerderen heeft jullie afgeleid. Totdat jullie de graven bezochten." (At-Takaathur, 1-2)

Deze woorden vestigen onze aandacht op een belangrijke zaak, namelijk het feit dat wij door het wereldse leven steeds afgeleid worden van het Hiernamaals. Kijk maar om je heen en je zult zien wat ik bedoel. Iedereen is bezig met het verzamelen van vergankelijkheden. Iedereen verdrinkt in de zee van lusten en begeerten. Ons werk heeft ons afgehouden van ons werkelijk doel, namelijk het Hiernamaals. Onze kinderen hebben ons afgeleid van het aanbidden van onze Heer. Wij slagen er maar niet in om alles aan de kant te zetten en ons te concentreren op het leven na de dood, al is het maar voor even. Want natuurlijk is er niets op tegen om je aandeel in dit wereldse leven achterna te gaan, maar het mag niet ten koste gaan van jouw aandeel in het Hiernamaals. Al met al, het wereldse leven stelt niet zoveel voor. Dit blijkt uit het volgende: De profeet (vrede zij met hem) liep op een dag langs een dode geit en zei tegen zijn metgezellen: "Denken jullie dat deze geit van geen waarde is voor haar eigenaren?" Zij zeiden: "Jazeker, en het bewijs is dat zij het hebben weggegooid," waarna de profeet (vrede zij met hem) zei: "Bij Allah, de waarde die het wereldse leven heeft (in de ogen) van Allah is nog lager dan de waarde die deze geit heeft (in de ogen) van haar eigenaren." Vervolgens zei de profeet (vrede zij met hem): "Als het wereldse leven de waarde zal hebben van de vleugel van een mug, dan zal Allah een ongelovige niet eens een slokje water schenken."

En gelet ook op de volgende woorden:

أَلْهَاكُمُ التَّكَاثُرُ حَتَّى زُرْتُمُ الْمَقَابِرَ

Oftewel (interpretatie van de betekenis): "Het vermeerderen heeft jullie afgeleid. Totdat jullie de graven bezochten."
Het is opvallend om te zien hoe Allah na het benoemen van de vermeerdering die de mensen bezighoudt, onmiddellijk overgaat tot het benoemen van de graven. En dit geeft aan dat deze overgang niet veel tijd nodig heeft. Het zijn slechts momenten en dan zullen deze mensen die zo bezig zijn met het oppotten van bezit de overstap maken naar het Hiernamaals. Slechts ogenblikken en dan vindt de overgang plaats van de ruime, verlichte paleizen naar het nauwe donkere graf. Slechts ogenblikken en dan vindt de overgang plaats van het samenzijn met je vrouw en kinderen naar de eenzaamheid van het graf. Slechts ogenblikken en jouw hele wereld valt uiteen. De profeet (vrede zij met hem) heeft gezegd: "Drie zaken gaan de gestorvene achterna; zijn familie, bezit en daden. Twee ervan komen terug en één zaak blijft bij hem. Zijn familie en bezit komen terug en zijn daden blijven achter."

Beste broeder en zuster, het zijn diezelfde vrouw, man en kinderen waar jij ontzettend veel van hield, die uiteindelijk het zand over jouw gezicht zullen gooien. En even tussen ons; niemand van hen zal bereid zijn om één nacht met jou in het graf door te brengen. Jouw enige metgezel in het graf zijn jouw daden.
Ik vraag Allah om onze harten vrij te maken van hebzucht. Vrij te maken van liefde voor dit wereldse leven en onze harten juist te vullen met liefde voor het Hiernamaals.


Uitgetypt advies van Aboe Ismaïl
bron:www.mjede.nl

vraag: Doorlopende liefdadigheid

Vraag:

Valt onder een doorlopende liefdadigheid (Sadaqat ul-Djaariyah) slechts datgene wat men eigenhandig heeft uitgegeven of valt hier tevens datgene onder wat de nabestaanden omwille van de gestorvene hebben uitgegeven?

Antwoord:

Alle lof zij Allah en vrede en zegeningen zij met de Boodschapper van Allah.

Uit de woorden van de Profeet (vrede zij met hem) “Als een mens sterft, houden zijn verrichtingen op, behalve drie; een doorlopende liefdadigheid…” valt op te maken dat de liefdadigheid door de persoon zelf uitgegeven dient te worden. De Profeet (vrede zij met hem) heeft overigens aangegeven wat wel van het nageslacht wordt geaccepteerd, namelijk: “…Of een oprechte zoon (of dochter) die voor hem smeekbede verricht.”

Heeft een persoon vóór zijn dood een liefdadigheid opgenomen in zijn testament, dan geldt dit als een doorlopende liefdadigheid. Dit zal de dode dan ook baten in het Hiernamaals. Het achterlaten van baatvolle kennis en een oprecht kind dat een smeekbede voor je verricht vallen ook onder doorlopende liefdadigheden.

Indien ons gevraagd zou worden of het beter is om twee gebedseenheden ten bate van je ouders te verrichten of twee gebedseenheden voor jezelf waarin je smeekbeden verricht voor je ouders, dan was ons respons geweest dat het beter is om twee gebedseenheden te verrichten voor jezelf waarin je smeekbeden voor je ouders doet. Dit gebaseerd op de woorden van de Profeet (vrede zij met hem): “…Of een oprechte zoon (of dochter) die voor hem smeekbede verricht.” De Profeet (vrede zij met hem) somde in deze overlevering geen gebeden op of andere vormen van aanbiddingen.

En vrede en zegeningen zij met de Boodschapper van Allah.

Sheich Mohammed ibnoe Saalih al-cOethaymien
Madjmoec Fataawaa wa Rasaa’il, boekdeel 8, vrijwillige liefdadigheid

vraag: Het categoriseren van mensen

Vraag:

Weledele sheich, Wat is uw mening over degenen die zich bezig houden met het categoriseren van mensen, het bijhouden van de versprekingen van de geleerden, uitnodigers en de studenten van kennis, zowel de levende als doden onder hen? Zij houden zich bezig met het verspreiden van hun fouten tussen de leken en waarschuwen voor specifieke geleerden en uitnodigers. Zij bestempelen hun broeders, die het niet met hen eens zijn inzake rechtsvindingen, tot innoveerders, nemen afstand van hen en waarschuwen tegen hen. Daarnaast kan het zelfs zo zijn dat zij leugens over hen verzinnen en het gebed niet achter hen verrichten. Verder beoordelen zij anderen op loyaliteit en vijandschap door te vragen naar hun mening over specifieke personen. Zij beweren dat slechts zij in aanmerking komen voor de term ‘as-Salafiyyah’ en niemand anders. Zij verspreiden het nieuws dat u hen bijstaat inzake deze kwestie. Dit alles heeft geleid tot een enorme opsplitsing tussen de studenten van kennis, zij die de Koran, de Soennah en de vrome voorgangers hoog in het vaandel hebben staan. Edelachtbare, Wat is uw advies hieromtrent?




Antwoord:


O broeders, hebben jullie de woorden van Allah gehoord (interpretatie van de betekenis):

“En bespioneert elkaar niet en spreekt geen kwaad over elkaar in elkaars afwezigheid. Zou iemand van jullie het vlees van zijn dode broeder willen eten?”
(Soerat al-Hoedjoeraat: 12)


O jij die over mensen roddelt, je dient bij jezelf te rade te gaan en je eigen tekortkomingen op te sommen. Verberg jouw tekortkomingen en keer berouwvol terug tot Allah. Allah heeft jou niet als waker over de mensen gesteld door hun tekortkomingen op te sommen. Hij heeft jou daarentegen bevolen om jezelf af te rekenen.

Wanneer jij een fout aantreft bij je broeder dien je hem op goede wijze te adviseren onder vier ogen. Wat betreft het over hem spreken in zittingen, dit is ten strengste verboden en behoort tot achterklap. Tevens adviseer ik degenen die zich bezighouden met dit soort zaken om kennis te vergaren. Dit alles is namelijk slechts het gevolg van onwetendheid. Zij zijn onwetend en denken dat zij geleerden of studenten van kennis zijn. Daarnaast kleineren zij de mensen, gaan zij opzoek naar hun tekortkomingen en houden zij zich bezig met lofprijzingen en misprijzingen.

Dit alles is hun dagelijkse bezigheid. Zij dienen kennis te vergaren zodat zij de waarheid van valsheid weten te onderscheiden en de juistheid van onjuistheid.

Zij weten niet hoe om te gaan met de fouten van anderen. Deze zaken vereisen inzicht en wijsheid. Daarnaast dient het corrigeren in het verborgene te gebeuren, telkens op een gepaste wijze en middels advies en goed onderricht. Er dient niet gecorrigeerd te worden middels vingerwijzen dat tot opsplitsing leidt binnen de gemeenschap en onderlinge gehaat tussen de moslims en studenten van kennis veroorzaakt. Dit in zo’n mate dat, zoals de vraagsteller te kennen heeft gegeven, men het gebed niet achter de ander wil verrichten. Met welke reden? Zijn jullie dan geen broeders van elkaar? Waarom bidt men niet achter de ander?

Het is slechts een grote zondaar waar niet achter wordt gebeden, degene die er een verdorven geloofsovertuiging op nahoudt of openlijk verdorven daden tentoonstelt en hij hier ook voor uitkomt. Dit is degene waar niet achter wordt gebeden. Wat betreft een persoon op wie openlijk niets valt aan te merken, maar die jij slechts beschuldigt of die het niet eens is met jou betreffende enkele zaken, waardoor jij afstand van hem neemt en de banden met hem afsnijdt; dit is niet toegestaan.

En vrede en zegeningen zij met de Boodschapper van Allah.
Sheich Saalih ibn Fawzaan al-Fawzaan

donderdag 9 april 2009

video: beste zuster, jij bent als een bloem in de woestijn

verhaal: vertrouw op Allah

Bismillaah Ar-Rahmân Ar-Rahiem, Alhamdulillaahi Rabbil 'Alameen, was-salaatu was-salaamu 'ala nabiyyina Muhammadin wa 'ala ahlihi wa sahbihi wa aj'ma'een ama' ba'd:

In de Naam van Allaah, de Erbarmer, de Meest Barmhartige.

Salaam 'alaykum warahmatullaahi wa barakatu beste broeders & zusters,

Graag willen we jullie wijzen op het onderstaande verhaal met een moraal:

Er waren twee hechte vrienden. De één was erg slim, spontaan en actief. De ander was erg naïef, rechtschapen en zwijgzaam. Op een dag gaat de slimme jongen naar zijn vriend, om te vertellen dat het slecht gaat met zijn zaken, en wil geld van hem lenen. Zijn vriend geeft hem al zijn geld. Met dit geld maakte hij zijn zaken weer in orde. Na een tijd gaat de slimme jongen weer naar zijn (inmiddels verloofde) vriend en zegt tegen hem dat hij zijn verloofde heel leuk vind en wil zelf met haar trouwen. Zijn vriend is heel verbaasd, en weet niet wat hij moet zeggen. Er was echter zo een sterke band tussen de twee vrienden, dat hij gewoon geen nee kon zeggen, en geeft zijn verloofde aan zijn vriend. Na een tijd gaat het slecht met de zaken van de naïeve jongen, en hij denkt gelijk aan zijn vriend (met de gedachte: ik heb hem geholpen toen hij het moeilijk had). Hij gaat naar het bedrijf van zijn vriend en vraagt om werk.

Zijn vriend geeft hem geen werk. De naïeve jongen gaat met spijt en verdriet terug, maar is nog steeds niet boos op zijn vriend. Op een dag komt er op straat een zieke en oude man naar hem toe. Hij zegt dat hij geen geld heeft voor medicijnen. De jongen heeft medelijden en koopt medicijnen voor de oude man. Korte tijd daarna krijgt hij te horen dat de oude man overleden is. De oude man blijkt erg rijk geweest te zijn en schenkt zijn hele erfenis aan de naïeve jongen. De jongen is nu rijk en koopt een huis tegenover het bedrijf van zijn vriend. Op een dag belt er een bedelaarster aan bij de jongen. De oude vrouw zegt dat ze honger heeft, en wil eten.

De jongen neemt haar zonder te twijfelen naar binnen en geeft haar te eten. Hij krijgt te horen dat de vrouw niemand heeft, en hij vertelt dat hij zelf ook eenzaam is. Hij besluit om haar in zijn huis te laten wonen, en dat zij in ruil daarvoor het huishouden doet en eten voor hem maakt. De oude vrouw accepteert dit gelijk. Op een dag zegt de vrouw tegen de naïeve jongen dat hij een geschikte vrouw voor zichzelf moet vinden om mee te trouwen. De jongen zegt: waar vind ik zo een vrouw? Ik ken geen geschikte vrouw. De oude vrouw zegt dat zij wel een geschikte vrouw kent en dat ze hem met haar wil laten kennismaken. Na de ontmoeting met de vrouw besluiten de twee te gaan trouwen en de bruiloftsuitnodigingen worden gedrukt.

De jongen nodigt zijn vriend toch uit, ondanks dat hij gekwetst is. De dag van de bruiloft breekt aan. De naïeve man pakt de microfoon omdat hij wat wil zeggen tegen de gasten. Hij zei: "Ik had ooit een vriend waar ik veel van hield. Op een dag wilde hij geld van mij lenen, omdat het slecht ging met zijn zaken. Ik heb hem al mijn geld gegeven. Ik stond op het punt om te trouwen, maar hij vertelde dat hij mijn verloofde zo leuk vond en dat hij zelf met haar wilde trouwen. Met veel verdriet heb ik haar aan hem gegeven, omdat wij goede vrienden waren en ik hem niet wilde teleurstellen.

Toen MIJN zaken slecht gingen, ging ik naar zijn bedrijf en vroeg om werk. Hij gaf me geen werk. Ik was erg verdrietig, maar ik werd niet boos op hem, omdat we echte vrienden waren." Na de toespraak kan de andere jongen er niet meer tegen. Hij pakt de microfoon en begint te praten: "Ik had ook een vriend waar ik veel van hield. Toen het slecht ging met mijn zaken vroeg ik geld aan hem en hij gaf al zijn geld aan mij. Daarna vroeg ik hem om zijn verloofde, en met veel verdriet gaf hij haar aan mij. De reden dat ik zelf met haar wilde trouwen, was omdat ze niet geschikt was voor mijn vriend (ze was een prostituee). Omdat mijn vriend erg naief is en niet zou merken dat ze een prostituee was, heb ik er op deze manier voor gezorgd dat ze niet met elkaar zouden trouwen. Toen het slecht ging met mijn zaken, kwam hij naar mij toe en vroeg om werk. Omdat ik mijn vriend (moreel) niet onder mijn leiding kon laten werken, heb ik hem geen werk gegeven. De oude man die hij op een dag tegenkwam was mijn vader. Hij stond op het punt te sterven. Ik heb hem naar mijn vriend gestuurd en ik heb gezorgd dat hij die erfenis kreeg. De bedelaarster die aan zijn deur kwam was mijn moeder. Ik had haar gestuurd omdat ik wilde dat er goed voor mijn vriend gezorgd zou worden. Het meisje waarmee hij nu mee gaat trouwen is mijn zusje. Ik wilde dat zij met hem zou trouwen, omdat hij mijn vriend is.

Dus: ook al sluit Allaah de ene poort naar hetgeen waar je zo van houdt, Hij zal uiteindelijk een andere poort voor je openen. Als je maar geduld hebt en op Allaah vertrouwt. Allaah zegt in de Edele Qur'aan:

“Maar het kan zijn dat jullie afkeer van iets hebben, terwijl het goed voor jullie is; en het kan zijn dat jullie van iets houden, terwijl het slecht voor jullie is.” (Al-Baqarah: vers 216)

Insha'Allaah zullen jullie hier lering uit trekken en beter met tegenslagen om kunnen gaan.

Subh'aanaka Allaahumma wa bih'amdiek, ash-hadu allaa illaaha illaa anta, astaghfieruka wa atuba ilayk.


Wa 'alaykum salaam warahmatullaah

maandag 6 april 2009

video: koran-surat yasien kleine jongetje

video: Nuh en zijn zoon

flyer: arabische conferentie 29 t/m 3 mei Eindhoven


Arabische Conferentie in Eindhoven





Bij deze wil ik met u mededelen dat er:

Vanaf 29 April tot 3 Mei 2009 een Arabische conferentie georganiseerd zal worden door Stichting al-Waqf,






يطيب لمؤسسة الوقف دعوتكم للمشاركة في فعاليات الملتقى الربيعي الرابع

تحت شعار



"الأسرة في ظلال الإسلام"

ينظم الملتقى في الفترة ما بين 29 أبريل إلى 3 مايو 2009



Tijdens de conferentie worden er verschillende lezingen door diverse bekende sprekers gehouden:



Sheikh Abdel-Wahhaab bin Nasr Al-Taririe
Sheikh Mohammed Al-3arifi
Sheikh Ma2moun Mebyad
Sheikh Mohamed Al-Huwait



بحضور المشايخ:



الشيخ د. عبد الوهاب بن ناصر الطريري

الشيخ د. محمد العريفي

الشيخ د. مأمون المبيض

الشيخ محمد الحويط



Het voorlopige programma volgt nog..

De conferentie zal plaats vinden in de moskee van de Stichting:



Moskee Al-Fourkaan
Otterstraat 2
5622 Eindhoven

zaterdag 4 april 2009

video: Vandaag de dag, broederschap of "broederschaap"?

verhaal: een klap als antwoord op de vragen

In de Naam van Allaah, de Erbarmer, de Meest Barmhartige.

Salaam calaykum warahmatullaahi wa barakatu beste broeders & zusters,

Er was een jongeman die na zijn lange tijd zijn studie te hebben genoten in een communistisch land, terugkwam naar zijn thuis. Zijn familie heeft hem goed verwelkomd. Echter toen de gebedstijd is aangebroken, weigerde hij naar de moskee te gaan. Hij vertelde de familie dat hij niet zou bidden totdat een moslimgeleerde zijn drie vragen beantwoordt.

De familie zijn op zoek gegaan naar een moslimgeleerde en hoorden dat er één imam is die zeer vroom is. Eenmaal de imam aangekomen, zei de jongeman tegen hem: “en denk je dat jij mijn vragen kunt beantwoorden, terwijl vóór jou veel mensen faalden?”
De imam zei: ”vraag maar, ik zal inshAllah mijn best doen.”
De jongeman vroeg: “één, bestaat God? Zoja, wat is zijn vorm? Twee, wat is het lot? Drie, als satan daadwerkelijk van vuur is gemaakt, waarom zou hij erin gegooid worden, aangezien hij de pijn van de vuur niet zou voelen.”

Net nadat de jongeman eindigde, gaf de imam de jongeman plotseling een harde klap, dat de jongeman deed schrikken, waarop hij woedend zei: “waarom sloeg u mij? Bent u niet in staat te antwoorden?” De imam zei: “welnee, maar de klap is het antwoord op jouw vragen.” De jongeman zei verbaasd: “wat bedoelt u?”

De imam zei: “wat heb je gevoeld na de klap?” de jongeman antwoordde: “een vreselijke pijn.” De imam zei hierop: “geloof je dat deze pijn bestaat?” waarop de jongeman zei: “natuurlijk en ik voel hem nog steeds.” De imam vroeg: “laat mij zijn vorm zien!” De jongeman zei dat het onmogelijk is. “Dit is dan het antwoord op jouw eerste vraag” zei de imam “Wij voelen het bestaan van Allah door te kijken naar Zijn sporen en tekenen in Zijn schepping, maar kunnen hem niet zien.”

Daarna vervolgde de imam: “heb je gisteren gedroomd over iemand die vandaag jou een klap zou geven?” De jongeman antwoordde nee. “heeft iemand jou verteld dat ik jou vandaag een klap zou geven of heb je eerder hier kennis over gehad?” De jongeman antwoordde nee. “Dit is dan het lot” zei de imam “je weet er niks over totdat het gebeurt.”

De imam vervolgde wederom: “De hand waarmee ik jou sloeg, van wat is het gemaakt?” “Van klei” antwoordde de jongeman. “En jouw gezicht?” vroeg de imam. “Ook van klei” zei de jongeman. “Hoe voelde de klap?” vroeg de imam. “Pijnlijk” antwoordde de jongeman. “juist” zei de imam “ookal is de satan van vuur gemaakt, zou de hellevuur zeer pijnlijk voor hem zijn.”

Nadat de jongeman overtuigd is geraakt, liep hij met de imam naar de moskee en verrichtte het gebed en werd een vrome moslim.

Subh'aanaka Allaahumma wa bih'amdiek, ash-hadu allaa illaaha illaa anta, astaghfieruka wa atuba ilayk.

Wa 'alaykum salaam warahmatullaah

vrijdag 3 april 2009

video: ''en geef een ieder het recht dat hem toekomt''

video: ouders!

video: Gemeenschap van Muhammed

video: koran over sihrr

vraag: Is het zeggen van Sadaq-Allahoe al-Adhiem bid'ah?

Vraag: Is het zeggen van Sadaqaallahu Al Adhiem na het reciteren of het citeren van de Qor'aan een vernieuwing, en zoja, hoe is dit ontstaan?

Antwoord: In de Naam van Allah, de Erbarmer, de Meest Barmhartige.

Alle lof zij Allah.

Veel mensen hebben tegenwoordig de gewoonte aangenomen om na het einde van het reciteren van een stuk uit de Qor'aan af te sluiten met de woorden "Sadaqa Allahoe Al-'Adhiem" (vertaling: De Almachtige Allah heeft de waarheid gesproken). Dit heeft echter geen basis in de Islam, omdat de Profeet (vrede en zegen van Allah zij met hem) deed het niet, en het behoorde niet tot de gewoontes van de Sahaabah (Metgezellen van de Profeet, moge Allah tevreden met hen zijn) en het was iets onbekends onder Taabi'ien (de generatie na die van de Sahaabah). Deze gewoonte ontstond in een later tijdperk omdat sommige recitators deze woorden gebruikten, op basis van de ayah: "Zeg: Allah heeft de waarheid gesproken" (vertaling van Aal-'Imraan, 3:95) en de mensen waardeerden dit. Maar deze waardering moet verworpen worden, omdat als dit echt iets goeds was, dan zouden de Profeet (vrede en zegen van Allah zij met hem), de Sahaabah en de Tabi'ien - de salaf oftewel de eerste en de beste generaties van de oemmah - dit gekend hebben en dan zouden ze dit zeker niet hebben nagelaten.

De ayah "Zeg: Allah heeft de waarheid gesproken" (vertaling van Aal-'Imraan, 3:95) betekent niet dat je deze worden moet zeggen na het reciteren. Als dat het geval zou zijn, zou er gestaan hebben "Wanneer je klaar bent met lezen, zeg 'Allah heeft de waarheid gesproken'", net zoals Allah zei (vertaling):

"En wanneer jullie de Qor-aan lezen: zoek dan de toevlucht tegen Shaytan de vervloekte." (al-Nahl 16:98)

De ayah die de vernieuwers gebruiken om hun gewoonte te verdedigen werd in feite geopenbaard als een bevestiging op de uitspraak dat al het voedsel toegestaan was voor Bani Isra'iel (De Joden) behalve wat Isra'iel voor zichzelf verboden maakte. Allah zei (vertaling):

"Alle voedsel was de Kinderen van Isra'iel toegestaan voordat de Tauraat neergezonden was, behalve wat Isra'iel zichzelf verbood. Zeg: 'Brengt de Tauraat dan, en leest haar voor als jullie waarwachtigen zijn' * Degenen die dan daarna de leugens over Allah verzinnen: zij zijn degenen die onrechtplegers zijn * Zeg: Allah spreekt de waarheid, volgt dus degodsdienst van Ibrahim (Islamitisch monotheisme, hij aanbad Allah alleen) en hij behoorde niet tot de polytheisten" (Aal 'Imraan 3:93-95)

Als deze ayah betekende dat deze woorden gezegd moeten worden na het reciteren van de Qor'aan dan was de Profeet (vrede en zegen van Allah zij met hem) de eerste die dit zou weten. Omdat dit niet het geval is weten we dat dat nooit de betekenis was.

Ter afsluiting dus, het zeggen van "Sadaqa Allaahoe al-'Adhiem" na het reciteren van de Qor'aan is een vernieuwing, en de Moslim zou dit niet moeten zeggen. Het geloven dat Allah de waarheid spreekt is echter wel verplicht, en degene die dit tegenspreekt of hieraan twijfelt behoort tot de ongelovigen, die buiten de Islamitische grenzen valt. Wij zoeken toevlucht bij Allah tegen dit. Wanneer een persoon zegt "Allah heeft de waarheid gesproken" op sommige momenten, zoals wanneer iets dat Allah heeft voorspelt uitkomt, de waarheid van Zijn Woorden bevestigend, dan mag dit wel gezegd worden, want iets soortgelijks is vastgelegd in de Soennah.

De Profeet (vrede en zegen van Allah zij met hem) gaf een toespraak, en Al-Hasan en al-Hoesein kwamen langs, dus kwam hij van de minbar, pakte hen op en hield ze voor zichzelf. Toen zei hij: "Voorwaar, Allah heeft de waarheid gesproken: '...jullie bezittingen en jullie kinderen zijn slechts een beproeving...' (vertaling van At-Taghaaboen 64:15)"

(Bron: Izaalat al-sitaar 'an al-jawaab al-mukhtaar door sheikh Mohammed Ibn 'Othaymien - moge Allah genade met hem hebben - 79-80).


En Allah weet het het beste.

donderdag 2 april 2009

Etiquette voor het bezoeken van de zieken

Het bezoeken van de zieken wordt in het Arabisch 'iyaadah genoemd, wat van een wortel komt die terugkeer betekent, omdat mensen keer op keer terugkomen.


Oordeel over het bezoeken van de zieken

Een aantal van de geleerden is van mening dat het een bevestigde Sunnah (Sunnah mu'akkadah) is. Shaykh al-Islam (Ibn Taymiyah) gaf voorkeur aan de mening dat het een gemeenschappelijke verplichting (fard kifaayah) is, zoals vermeld in al-Ikhtiyaaraat (blz. 85), en dit is de correcte mening. In al-Sahihayn is bewezen dat de Profeet (sallAllahu 'alayhi wa salaam) gezegd heeft: "Er zijn vijf plichten die de moslim aan zijn moslimbroeder verschuldigd is," waarvan er één het bezoeken van de zieken is. Een andere versie luidt: "De rechten van een moslim over een andere moslim zijn..." Al-Bukhaari heeft in het hoofdstuk over de verplichting van het bezoeken van de zieken de volgende woorden overgeleverd van de Profeet (sallAllahu 'alayhi wa salaam): "Voed de hongerigen, bezoek de zieken en bevrijd de gevangenen."

Deze hadith geeft aan dat het verplicht is en er kan uit opgemaakt worden dat het betekent dat het een gemeenschappelijke verplichting is zoals het voeden van de hongerigen en het bevrijden van de gevangenen. Al-Nawawi heeft overgeleverd dat er consensus onder de geleerden is over het feit dat het niet waajib (verplicht) is. Al-Haafiz heeft in al-Fath (10/117) gezegd: het is dus niet verplicht voor individuen.

Shaykh Ibn 'Uthaymin (rahimahullah) heeft in al-Sharh al-Mumti' (5/173) gezegd: "De correcte mening is dat het een gemeenschappelijke verplichting is en de moslims zijn verplicht om hun zieken te bezoeken."


De deugdzaamheid van het bezoeken van de zieken

Er zijn vele ahadith die hierover spreken, zoals de woorden van de Profeet (sallAllahu 'alayhi wa salaam): "Wanneer de moslim zijn (zieke) moslimbroeder bezoekt, oogst hij de vruchten van het Paradijs totdat hij terugkeert." Overgeleverd door Muslim, 2568.

De beloning van degene die de zieke bezoekt, wordt vergeleken met de oogst van degene die vruchten verzameld.

Volgens al-Tirmidhi (2008) heeft de Boodschapper van Allah (sallAllahu 'alayhi wa salaam) gezegd: "Wanneer iemand een zieke persoon bezoekt of een broeder in de islam bezoekt, wordt er tot hem uitgeroepen: 'Moge u gelukkig zijn, moge uw lopen gezegd zijn en moge u een waardige positie bezetten in het Paradijs.'" Geclassificeerd als hasan door al-Albaani in Sahih al-Tirmidhi.

Imam Ahmad heeft overgeleverd dat Jaabir (radiAllahu 'anhu) gezegd heeft: "De Boodschapper van Allah zei: 'Degene die een zieke persoon bezoekt, duikt in genade totdat hij gaat zitten en wanneer hij zit, is hij erin ondergedompeld." Geclassificeerd als sahih door al-Albaani in al-Silsilah al-Sahihah, 2504.

Al-Tirmidhi (969) heeft overgeleverd dat 'Ali (radiAllahu 'anhu) gezegd heeft: "Ik hoorde de Boodschapper van Allah (sallAllahu 'alayhi wa salaam) zeggen: 'Wanneer een moslim vroeg in de ochtend een (zieke) moslim bezoekt, zenden zeventigduizend engelen zegeningen over hem neer totdat de avond komt en wanneer hij hem in de avond bezoekt, zenden zeventigduizend engelen zegeningen over hem neer totdat de ochtend komt, en hij zal een tuin in het Paradijs hebben.'" Geclassificeerd als sahih door al-Albaani in Sahih al-Tirmidhi.

Het bezoeken van de zieken heeft niet alleen betrekking op degenen die je kent, maar het is voorgeschreven voor degenen die je kent en degenen die je niet kent. Dit werd verklaard door al-Nawawi in Sharh Muslim.


Definitie van de zieke persoon voor wie het verplicht is om bezocht te worden

Het gaat om de zieke persoon wiens ziekte hem ervan weerhoudt om andere mensen te zien. Als hij ziek is maar nog steeds naar buiten gaat en onder de mensen komt, dan is het niet verplicht om hem te bezoeken.

Al-Sharh al-Mumti', 5/171


Het bezoeken van een niet-mahram

Er rust geen zonde op een man die een niet-mahram vrouw bezoekt of op een vrouw die een niet-mahram man bezoekt, zolang er aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: gepaste bedekking, geen risico voor fitnah en niet alleen zijn met elkaar.

Imam al-Bukhaari heeft gezegd in het hoofdstuk over vrouwen die (zieke) mannen bezoeken: "Umm al-Darda' bezocht één van de Ansaari-mannen van de moskee." Daarna vertelt hij een hadith van 'Aisha (radiAllahu 'anha), die gezegd heeft dat zij Abu Bakr en Bilal (radiAllahu 'anhum) bezocht toen zij ziek werden toen ze voor de eerste keer naar Medina kwamen.

Muslim heeft overgeleverd van Anas dat Abu Bakr tegen 'Umar (radiAllahu 'anhum) zei, nadat de Profeet (sallAllahu 'alayhi wa salaam) overleden was: "Laten we naar Umm Ayman gaan en haar bezoeken zoals de Profeet (sallAllahu 'alayhi wa salaam) haar altijd bezocht," dus gingen ze naar haar toe.

Ibn al-Jawzi heeft gezegd: "Dit moet geïnterpreteerd worden als verwijzing naar iemand van wie er geen vrees voor fitnah is, zoals een oude vrouw."

Het bezoeken van een kaafir

Het is geen zonde om een kaafir te bezoeken die ziek is, als dat een belang dient. De Profeet (sallAllahu 'alayhi wa salaam) bezocht een joodse jongen en nodigde hem uit tot de islam en hij werd moslim. (Overgeleverd door al-Bukhaari, 1356). En de Profeet (sallAllahu 'alayhi wa salaam) was aanwezig toen zijn oom Abu Taalib op sterven lag en hij nodigde hem uit tot de islam maar hij weigerde. (Overeengekomen).

Het belang in dat geval kan het uitnodigen van een persoon tot de islam zijn, of zijn kwaad beperken, of zijn hart verzachten, enzovoorts.

Zie Fath al-Baari, 10/125


Het bezoek herhalen

Sommige geleerden zijn van mening dat men niet elke dag op bezoek zou moeten gaan, zodat het niet lastig wordt voor de zieke. De correcte mening is dat het afhangt van de situatie. Sommige mensen zijn misschien erg belangrijk voor de zieke en hij zou het moeilijk kunnen hebben als hij hen niet elke dag ziet. In dat geval is het Sunnah om herhaaldelijk op bezoek te gaan, zolang ze weten dat de zieke persoon het niet vervelend vindt.

Haashiyat Ibn Qaasim, 3/12


De duur van het bezoek

De bezoeker zou niet te lang bij de zieke persoon moeten blijven. Het bezoek moet juist kort zijn zodat het geen problemen voor de zieke of zijn familie veroorzaakt. De zieke kan door periodes gaan waarin hij pijn lijdt vanwege zijn ziekte, of hij doet iets waarvan hij niet wil dat iemand het ziet. Als het bezoek dan te lang blijft, zal dit hem in verlegenheid brengen.

Het hangt echter van de situatie af; de zieke persoon kan het fijn vinden als bepaalde personen langer bij hem blijven.

Haashiyat Ibn Qaasim, 3/12; al-Sharh al-Mumti', 5/174


Tijd voor het bezoeken

Er is niets in de Sunnah wat erop wijst dat er een specifieke tijd is voor het bezoeken van de zieken. Ibn al-Qayyim heeft gezegd: "De Profeet (sallAllahu 'alayhi wa salaam) heeft geen specifieke dag of tijd aangegeven voor het bezoeken van de zieken. Hij schreef het aan zijn ummah voor, voor de nacht en de dag, te allen tijde."

Zaad al-Ma'aad, 1/497

Een aantal van de salaf bezocht de zieken aan het begin van de dag of in de vroege avond, zodat de engelen het langst zegeningen over hen zouden zenden, gebaseerd op de hadith die hierboven geciteerd is: "Wanneer een moslim vroeg in de ochtend een (zieke) moslim bezoekt, zenden zeventigduizend engelen zegeningen over hem neer totdat de avond komt en wanneer hij hem in de avond bezoekt, zenden zeventigduizend engelen zegeningen over hem neer totdat de ochtend komt, en hij zal een tuin in het Paradijs hebben."
Maar we moeten rekening houden met de toestand van de zieke persoon en wat het gemakkelijkst voor hem is; de bezoeker moet geen tijd kiezen die hemzelf het beste uitkomt, als dat problemen voor de zieke of zijn familie op zal leveren. Dat kan met de zieke of met zijn familie geregeld worden.

Herhaaldelijke visites van mensen die er geen acht op slaan om hun visites kort te houden of het juiste moment te kiezen, zouden de ziekte van de zieke persoon zelfs erger kunnen maken.


Du'a verrichten voor de zieke

Du'a voor de zieke persoon zou verricht moeten worden op de manier die overgeleverd is in de Sunnah:

"La ba's, tuhoer in sha Allah" (Maakt u zich geen zorgen. Het zal een zuivering voor uw zonden zijn, als Allah het wil). Overgeleverd door al-Bukhaari.

Du'a voor genezing moet drie maal gezegd worden. De Profeet (sallAllahu 'alayhi wa salaam) bezocht Sa'd ibn Abi Waqqaas en zei drie maal: "O Allah, genees Sa'd." Overgeleverd door al-Bukhaari 5659 en Muslim 1628.

De Profeet (sallAllahu 'alayhi wa salaam) plaatste zijn rechterhand op de zieke en zei:

"Adhhib al-ba's Rabb an-naas, wa'shfi anta al-Shaafi, laa shifaa'a illa shifaa'uka shifaa'an laa yughaadir saqaman" (Neem de pijn weg, O Heer der mensheid, en schenk genezing want U bent de Genezer en er is geen genezing behalve Uw genezing die geen spoor van ziekte achterlaat). Overgeleverd door Muslim 2191.

Het is overgeleverd door Ahmad en Abu Dawud (3106) dat de Profeet (sallAllahu 'alayhi wa salaam) gezegd heeft: "Wanneer iemand een zieke persoon bezoekt die nog niet op sterven ligt, en zeven keer in zijn bijzijn zegt:

'As'alu Allaah al-'aziem rabb al-'arsh il-'aziem an yashfiyaka' (Ik vraag Allah, Heer van de machtige Troon, om jou te genezen),

zal Allah hem genezen van die ziekte." Geclassificeerd als sahih door al-Albaani in Sahih Abi Dawud.

De bezoeker zou aan de zieke moeten vragen hoe het met hem gaat en hoe hij zich voelt, enz. Dit is bewezen van de Profeet (sallAllahu 'alayhi wa salaam), zoals is overgeleverd door al-Tirmidhi (983) en als hasan is geclassificeerd door al-Albaani.

Het is ook overgeleverd in Sahih al-Bukhaari dat 'Aisha dit deed toen zij Abu Bakr en Bilaal (radiAllahu 'anhum) bezocht.


Hem geruststellen en hoop op een lang leven geven

Een hadith hierover is overgeleverd door al-Tirmidhi (2087) maar dit is een zwakker hadith: "Wanneer je bij een zieke persoon langsgaat en hem verzekert dat hij lang zal leven, dan verandert dat niets maar het doet hem opleven." Het is als da'ief (zwak) geclassificeerd door al-Albaani in Da'ief al-Tirmidhi.

Maar de betekenis wordt ondersteund door de woorden van de Profeet (sallAllahu 'alayhi wa salaam): "Maakt u zich geen zorgen. Het zal een zuivering voor uw zonden zijn, als Allah het wil." We moeten dus proberen om hem op te vrolijken en hem blijde tijdingen van genezing te geven in sha Allah, want dat zal de zieke persoon geruststellen.

Zie al-Sharh al-Mumti', 5/171-176




Bron: www.islamqa.com
Vertaald door www.AlMutaqqun.tk

Behoedzaamheid tijdens het geven van een fatwa

Iemand die kennis vergaart dient te weten dat het geven van juridische oordelen (fataawa) in de Islam een enorme verantwoordelijkheid is. Hij behoort zich te onthouden van het geven van een fatwa zolang hij daartoe in staat is, zodat hij zichzelf en zijn geloof beschermt.

De metgezel Al-Baraa’ (moge Allah tevreden met hem zijn) zei: “Ik heb honderd en twintig metgezellen van de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) uit Medina meegemaakt. Wanneer één van hen werd gevraagd over een zaak, zou hij doorverwijzen naar een andere metgezel en deze zou hem ook doorverwijzen en de volgende ook, totdat de vraagsteller weer bij de eerste metgezel uitkwam.”

Abdoellah ibn Mascoed (moge Allah hem genadig zijn) zei: “Wie een oordeel aan de mensen geeft over elke vraag die hem gesteld wordt, is een krankzinnige.”

Er werd Al-Qaasim ibnoe Mohammed ibnoe Abi Bakr eens iets gevraagd, waarop hij antwoordde: “Ik zou hier geen antwoord op kunnen geven.” De vraagsteller zei hierop: “Ik ben naar u gekomen, omdat ik niemand anders ken dan u.” Al-Qaasim -één van de grote bekende geleerden- zei: “Kijk niet naar de lengte van mijn baard, noch naar het veelvoud van de mensen om me heen. Ik zweer bij Allah dat ik geen antwoord erop kan geven.” Vervolgens zei een oude man van Qoeraysh die naast hem zat: “O zoon van mijn broeder, wees hierin standvastig, want ik zweer bij Allah dat ik jou in een zitting nooit zo nobel heb gekend als vandaag.” Vervolgens vulde Al-Qaasim aan: “Ik zweer bij Allah, het is voor mij geliefder dat mijn tong eraf wordt gehakt dan dat ik over iets oordeel waarover ik geen kennis heb.”

Ook werd imam Maalik over een zaak gevraagd, waarop hij antwoordde: “Ik weet het niet.” Er werd hem gezegd: “O imam Maalik, het is een lichte en een eenvoudige zaak.” Waarna hij woedend werd en zei: “Er is niets eenvoudig wat betreft kennis. Heb je de volgende woorden van Allah niet gehoord? (interpretatie van de betekenis):

“Voorwaar, Wij zullen zware Woorden tot jou neerzenden.” (Soerat al-Moezzammil: 5)

De gehele kennis is zwaar en vooral waarover men op de Dag des Oordeels gevraagd zal worden.

Ook zei Soefyan ibn cOeyaynah: “De mensen die het meest moed hebben om een fatwa te geven, zijn degene die het minste kennis bezitten.”

Er werd Ash-Shacbiy gevraagd over iets, waarop hij antwoordde: “Ik weet het niet.” Daarna werd hem gezegd: “Schaamt u zich niet om het feit dat u de volgende uitspraak deed; ‘ik weet het niet’, terwijl u de grootste geleerde van Irak bent?” Hij antwoordde hierop met de volgende woorden: “Ook de Engelen schaamden zich niet, toen zij zeiden (interpretatie van de betekenis):

“Wij hebben geen kennis, behalve wat U (O Allah) ons onderwezen hebt.” (Soerat al-Baqarah: 32)

Ibn Wahb verhaalt dat hij imam Maalik hoorde zeggen: “Haastig zijn in het geven van een fatwa is een vorm van onwetendheid.”

Het waken over de tong

Eén van de vrome voorgangers zag eens een man die veelvuldig sprak en weinig zweeg waarop hij tegen hem zei: “Waarlijk, Allah heeft jou geschapen met twee oren en één tong, zodat jij meer zult luisteren dan spreken.”

Ar-Rabiec ibnoe Sabieh overlevert dat een man tegen al-Hasan zei: “O Aboe Sacied, ik zit met een kwestie waar ik een afkeer van heb.” Hij vroeg: “En wat is dat, O zoon van mijn broer?” Hij zei: “ik zie dat sommige mensen jouw zittingen bijwonen slechts met de bedoeling jouw misstappen te onthouden, om deze vervolgens door te vertellen en jou daarmee te belasteren.” Hij zei: “O zoon van mijn broer, laat dat je niet verbazen. Ik zal je vertellen wat nog verbazingwekkender is.” Hij vroeg: “Wat dan, O oom.” Hij zei: “Ik gehoorzaam mijn ego als het een zaak betreft die mij brengt in de nabijheid van de meest Barmhartige en de Engelen van de hemelen, mij bevrijdt van het Vuur en mij de gezelschap van de Profeten biedt. Ik gehoorzaam mijn ego daarentegen niet wanneer het een zaak betreft die mij de lofprijzing van de mensen brengt. Want als iemand zich veilig zou moeten rekenen voor de mensen, dan is het wel hun Schepper. Als Hij niet gevrijwaard blijft van hun slechte manieren dan is dit al veel meer van toepassing op de schepselen.”

Een man werd eens belasterd in de aanwezigheid van Macroef al-Karkhi waarop hij zei: “Gedenk het katoen (van het lijkengewaad) wanneer deze over je ogen wordt geplaatst.”

Een man zei tegen cAmr ibnoe cOebayd: “Al-Aswaari noemt jou nog steeds in zijn verhalen op een slechte wijze.” Hierop zei cAmr: “O jij, je hebt het recht van de man geschonden door zijn uitspraken zomaar aan ons door te vertelen. Ook heb je mijn recht geschonden toen jij mij de uitspraken van mijn broeder ter ore bracht die mij niet vergenoegen. Desondanks wil ik dat jij hem laat weten dat de dood ons allen treft, het graf ons zal beklemmen en de Dag der Opstanding ons allen zal verzamelen, waarna Allah, de Verhevene over ons zal oordelen en Hij is de Beste der rechters.”

cOmar ibn cAbd il-cAziez zei: “Wie zich realiseert dat zijn uitspraken tot zijn daden behoren, zal zijn spreken verminderen, behalve wanneer het hem aangaat.”

cAbd ur-Rahmaan ibnoe Mahdi zei: “Ware het niet voor het feit dat ik er een afschuw van heb dat tegen Allah wordt gezondigd, dan had ik gehoopt dat iedereen over mij zou praten en mij zou belasteren. Is er iets meer aangenaam dan een goede daad die men op de Dag der Opstanding in zijn boek treft waar hij niets voor heeft gedaan en waar hij niets van weet?”

Tawq ibnoe Moenabbih zei: “Ik kwam binnen bij Mohammed ibnoe Sierien, waarop hij zei: ,,Het lijkt mij dat je ziek bent.” Ik antwoordde: “Ja dat klopt.” Hij zei toen: “Ga naar die en die persoon hij is een arts en leg je toestand aan hem voor.” Vervolgens bedacht hij zich en zei: “Ga toch maar naar die en die persoon, hij is een betere arts.” Hierop zei hij: “Ik vraag Allah om vergeving, ik denk dat ik met deze woorden van mij de eerste arts heb belasterd.”

Een man zei eens tegen al-Hasan: “Die en die persoon heeft jou belasterd.” Hierop zond hij hem een doos met rijpe dadels begeleid met de volgende woorden: “Het is mij ter ore gekomen dat jij mij jouw goede daden hebt geschonken, hiervoor wilde ik jou compenseren. Mijn excuses voor het feit dat ik je hiervoor niet volledig kan compenseren.”

Het is overgeleverd dat Aboe Oemaamah al-Baahili zei: “De dienaar krijgt op de Dag der Opstanding zijn Boek gepresenteerd, waarna hij daarin goede daden treft die hij niet heeft verricht. Hij zal zeggen: ,,O Heer, hoe kom ik hieraan?” Hij, de Verhevene, zal zeggen: “Dit is vanwege het lasteren van jou door de mensen, terwijl jij dit niet wist.”

Er werd eens tegen een van de vrome voorgangers gezegd: “Hoe kan het dat de stank van geroddel en zijn vuilheid duidelijk was in de tijd van de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) en dat dit niet het geval is in onze tijd?” Hierop antwoordde hij: “Dit omdat geroddel wijdverspreid is in deze tijd en onze neuzen heeft verzadigd, vandaar dat wij de stank en vuilheid er niet meer van ruiken. Het is als het geval van een man die binnenkomt in een leerlooierij. De erge stank stelt hem niet in staat daar te blijven, terwijl de bewoners daar rustig eten en drinken en zij zich niets aantrekken van deze lucht. Dit omdat hun neuzen hiermee verzadigd zijn. Dit is ook het geval met geroddel in onze tijd.”

Het is overgeleverd dat een man eens binnenkwam bij cOmar ibn cAbd il-cAziez en iets vertelde over een ander. Hierop zei cOmar: “Als je wil, gaan we jouw kwestie nader bekijken? Lieg jij, dan behoor je tot de mensen van het vers: “O jullie die geloven, als een verdorvene met een bericht komt, onderzoekt het dan nauwkeurig.” Spreek je daarentegen de waarheid, dan behoor je tot de mensen van dit vers: “Een lasteraar die rondloopt met roddelpraat.” Als je echter wil, dan vergeven wij jou dit?” De man zei toen: “Vergeving, O leider der gelovigen. Ik zal dit nooit meer doen.”

Bron: ‘Ahsaahoe Llaahoe wa nasoeh’ van Abd ul-Moehsin al-Qaasim

Standvastigheid

Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“Waarlijk degenen die zeggen: ,,Onze Heer is Allah.” en die vervolgens standvastig zijn; er zal geen vrees over hen komen en zij zullen niet treuren. Zij zijn de bewoners van het Paradijs, daarin zullen zij eeuwig verblijven als een beloning voor wat zij pleegden te doen.” (Soerat al-Ahqaaf: 13-14)

Aboe cAmrah Soefyaan bin cAbd Allah overlevert dat hij het volgende zei: “O Boodschapper van Allah, doe mij een uitspraak over de Islam, waarna ik niemand daarover hoef te vragen.” Hij antwoordde: “Zeg: ,,Ik geloof in Allah en houdt je hieraan vervolgens vast.” (Moeslim)

Aboe Bakr as-Siddieq zei over het zinsdeel ‘en die vervolgens standvastig zijn’: “Het betekent dat je geen deelgenoten toekent aan Allah.”

Aboel cAaliyah zei dat het betekent: “Ervoor zorgen dat iemands geloof en daden volledig en oprecht voor Allah zijn.”

En Qataadah zei: “Standvastig zijn in het gehoorzamen van Allah.”

Ibn Radjab zei: “De basis voor standvastigheid is; standvastigheid van het hart in het belijden van de eenheid van Allah.”

Wanneer het hart standvastig en oprecht is en kennis heeft van Allah; dit houdt in dat het vrees, ontzag en liefde heeft voor Hem, dan zullen de ledematen volgen in het gehoorzamen van Allah. Dit omdat het hart de koning is van de ledematen en de ledematen de onderdanen zijn van het hart. Als de koning dus oprecht is, dan zijn de onderdanen ook oprecht.

Na het hart is de tong het belangrijkste lichaamsdeel die verantwoordelijk is voor standvastigheid. De tong vertaalt immers datgene wat in het hart zit. De Profeet (vrede zij met hem) zei: “Iemands Imaan (geloof) zal niet standvastig zijn totdat zijn hart standvastig is. En zijn hart zal niet standvastig zijn totdat zijn tong standvastig is.” (Ahmad)

En hij zei: “Wanneer de zoon van Adam (de mens) ’s ochtends opstaat, stellen de lichaamsdelen zich nederig op ten opzichte van de tong, zeggende: ,,Vrees Allah met betrekking tot ons, want wij zijn afhankelijk van jou. Als jij standvastig bent, zijn wij ook standvastig en als jij afdwaalt, dwalen wij ook af. ” (at-Tirmidhi)

woensdag 1 april 2009

verhaal: Op zoek naar de perfecte vrouw

Een Verhaal van Nasruddin.

Op een middag, Nasruddin en zijn vriend zaten koffie te drinken en te praten over het leven en de liefde.

Zijn vriend vroeg: "Hoe komt het dat je nog steeds niet getrouwd bent?" "Nou.." antwoordde Nasruddin "om jou de waarheid te vertellen. Mijn hele jeugd heb ik besteed in het zoeken naar de perfecte vrouw. In Kaïro ontmoette ik een mooie en intelligente vrouw, maar zij was niet vriendelijk.

Vervolgens in Bagdad ontmoette ik een vrouw die een prachtige en grootmoedige ziel had, maar wij hadden niet veel gemeen. Één vrouw na een andere zou enkel perfect schijnen, maar er zou altijd iets mis zijn.

Dan, één dag, ontmoette ik haar. Mooi, intelligent, grootmoedig en vriendelijk. Wij hadden veel gemeen. In feite was zij perfect!". "Wat gebeurde toen?" vroeg de vriend van Nasruddin "waarom huwde jij haar niet?"

Nasruddin nam een slok van zijn koffie "Nou.." hij antwoordde: "het is werkelijk het droevige verhaal uit mijn leven....bleek dat zij naar de perfecte man...zocht..."

video: Liefdadigheid

video: Je wordt voor elk levend schepsel beloond

video: Het afschuwelijke einde.

video: Het einde van de Mu'addin

video: schenk mij TIJD

video: De dode vrouw

video: Het blinde dienstmeisje

video: koran-surat arrahmaan/55

video: La ilaha illa Allah is de toegangskaart

video: Vergeef de mensen

vraag: Hoe moet ik berouw tonen van kwaadsprekerij?

Sheikh Moeh’ammad Saalih’ al-Moenaddjied heeft gezegd:

Dit is een kwestie waarbij we moeten kijken naar de voor- en nadelen.

Als het vertellen over deze kwaadsprekerij of laster hen niet kwaad maakt of ervoor zorgt dat ze een hekel aan hem krijgen, dan zou hij het moeten vertellen -al is het alleen in algemene bewoordingen- en hen om vergeving vragen. Hij zou kunnen zeggen “Ik heb jou onrecht aangedaan in het verleden”, of “Ik heb slecht over jou gesproken, maar ik heb nu berouw getoond aan Allah, dus vergeef me alsjeblieft” - zonder in details te treden en dit is dan voldoende.

Maar als het vertellen over deze kwaadsprekerij of laster waarschijnlijk leidt tot haat en woede (wat in de meeste gevallen het waarschijnlijkst is), of als algemene bewoordingen niet voldoende zijn voor hen en zij meer details eisen (wat meer haat oproept)- dan hoeft hij het helemaal niet te vertellen, want de Islaam wil wandaden niet vergroten. Een persoon, die eerst blij en ontspannen was, iets vertellen wat hem woedend maakt en haat bij hem oproept, is in strijd met de doelstellingen van de Sharie’ah, waarin wordt gestreefd naar het openen van de harten van moslims voor anderen en het verspreiden van broederliefde onder hen. Een persoon vertellen over iemands kwaadsprekerij kan ervoor zorgen dat die persoon hem van nu af aan gaat haten. In zo’n geval is het beter om alleen berouw te tonen aan Allah, op de volgende manier:

1. Hij zou spijt moeten voelen, Allah’s vergiffenis zoeken, denken aan de slechtheid van de zonde en geloven dat het h’araam is.

2. Hij zou de mensen tegen wie hij die valse woorden heeft gezegd, moeten vertellen dat ze niet waar zijn en hij zou de naam van degene die hij heeft belasterd moeten zuiveren.

3. Hij zou goed moet spreken over de persoon die hij belasterde, in dezelfde bijeenkomsten waar hij slecht over hem had gesproken en zijn goede eigenschappen moeten noemen.

4. Hij zou de persoon waarover hij in het verleden heeft geroddeld moeten verdedigen en voor hem moeten spreken wanneer er slecht over hem wordt gepraat.

5. Hij zou moeten bidden voor zijn vergiffenis in zijn afwezigheid. (Al-Madaariedj, 1/291; al-Moeghni ma’a s-Sharh’ al-Kabier, 12/78.)

Hierbij moet opgemerkt worden dat er een verschil is tussen financiële rechten en het recht van fysieke veiligheid enerzijds en de rechten die aangetast worden door kwaadsprekerij en laster anderzijds. Mensen kunnen ervan profiteren als over de financiële rechten verteld wordt en zij er een compensatie voor krijgen waarmee ze blij zijn, vandaar dat het geheim houden hiervan niet toegestaan is. Dit is anders bij de kwestie van beledigingen die de eer van een persoon betreft, waarbij hem hierover inlichten kan leiden tot meer verdriet en pijn.

(Uit het boek "Ik wil berouw tonen, maar…")

video&tekst: de vreemdelingen



De vreemdeling is niet de vreemde uit Shaam of Jemen.

Daarentegen is de vreemdeling hij die vreemd is in het graf en het lijkengewaad.

Waarlijk, de vreemdeling heeft recht op zijn vreemdheid.

Tegenover de ingezeten van het land en de woonstreken.

Snauw de vreemdeling in zijn toestand van vreemdheid niet af.

Het is de tijd die hem middels vernedering en beproeving reeds heeft afgegrauwd.

Mijn reis is een lange en mijn proviand is niet toereikend.

Mijn kracht is aanzienlijk verzwakt en de dood zit mij op de hielen.

En wat mij rest zijn zonden waarvan ik geen weet heb.

Het is alleen Allah die ze kent, zowel de verborgene als de openlijke.

Hoe zachtmoedig is Allah niet? Daar Hij mij uitstel gaf.

Terwijl ik voortging in het zondigen en Hij mij toedekte.

De uren van mijn dagen verstrijken zonder spijt.

Zonder geween, vrees of verdriet.

Ik ben het die de poorten achter zich sluit.

Om in blinde ijver te zondigen, terwijl het Oog van Allah over mij waakt.

O, zonde van mij, geregistreerd in een vervlogen tijd van achteloosheid.

O spijt, achtergebleven in mijn hart, die mij verteert.

Laat mij weeklagen over mijn ziel en haar bewenen.

En de tijd doorbrengen met het bezinnen en treuren.

Alsof ik mijzelf zie liggen temidden van mijn familie.

Op het sterfbed, terwijl hun handen mij wentelen.

Zij brachten mij een geneesheer om mij te helen.

Maar vandaag zal geen geneeskunde mijns inziens baten.

Overdonderd door de zieltoging en het getrek van de dood.

Aan iedere ader, zonder medeleven of sympathie.

Met de laatste doodsgorgel werd mijn ziel aan mij ontrukt.

Een bittere, wrange smaak liet het gorgelen in mijn mond achter.

Zij sloten mijn ogen om mij vervolgens te verlaten.

Na de wanhoop spanden zij zich in een lijkengewaad voor mij te bemachtigen.

Degene die mij nabij het hart stond, snelde zich.

In het zoeken naar een lijkenwasser om mij te wassen.

Hij zei: “O volk, wij zoeken een bedreven lijkenwasser.

Beschikbaar, niet terugdeinzend, prudent en gewiekst.”


Een man onder hen kwam tot mij en ontdeed mij.

Van mijn kleding, ontblootte mij en zonderde mij af.

Om mij neer te leggen op houten planken.

Waarna het water van boven op mij kletterde.

Zo goot hij water over mij heen en waste mij.

Een wassing, driemaal en hij vroeg het volk om het lijkengewaad.

Zij kleedden mij in een gewaad zonder mouwen.

En mijn enige voorraad werd de balsem waarmee ik werd bestreken.

Vervolgens werd ik van dit wereldse afgezet. Tot mijn spijt.

Dien ik deze reis af te leggen zonder toereikend proviand.

Vier mannen droegen mij op de schouders.

En achter mij liep een menigte die mij escorteerde.

Zij plaatsten mij richting de gebedsnis en verlieten mij.

Om achter de imam te staan die voor mij bad en afscheid van mij nam.

Zij baden voor mij in een gebed dat geen neerbuiging kent.

En geen prosternatie, in de hoop dat Allah mij zou begenadigen.

Langzaam deden zij mij neerdalen in mijn graf.

En één van hen werd voorgedragen om mij ter aarde te werpen.

Hij ontblootte mijn gezicht om een laatste blik op mij te werpen.

En zijn tranen die overvloedig vloeiden, overstelpten mij.

Eerbiedig, vastberaden stond hij op.

En plaatste de stenen boven mij om mij daarop de rug toe te keren.

Hij zei: “Strooit over hem aarde.

En bekom daarmee een beloning van de Barmhartige, de Schenker van gunsten.”


Daar in de donkerte van het graf was noch moeder.

Noch medelevende vader, noch broer om mij te vergezellen.

Alleen en eenzaam in het graf. Spijtvol.

Over het afscheid, zonder daden om mij te bevoorraden.

Opgeschrikt door een beeld dat op mijn netvlies leek gegrift.

Van een verschijning die mij de stuipen op het lijf joeg.

Van Moenkar en Nakier. Wat kan ik hen zeggen?

Verstomd van huiver en vrees.

Zij deden mij zitten en voelden mij stevig aan de tand.

Wie anders rest mij dan U, Mijn Heer, om mij te verlossen?

Laat genade van U over mij uitvloeien, O mijn Verlangen.

Werkelijk, ik ben gijzelaar van mijn zonden, gekneveld.

Mijn familie vertrok om mijn erflating te verdelen.

En mij restte niets meer dan de last waaronder ik dreigde te bezwijken.

Mijn echtgenote verruilde mij voor een andere levensgezel.

En bekleedde hem met gezag over mijn possessies en woning.

Mijn kind werd ten dienste gesteld van hen.

En zij ontfermden zich over mijn bezittingen.

Heus, laat je niet misleiden door het wereldse en zijn bevalligheden.

En kijk daarentegen wat het je familie en land aandoet.

Zie hem die het wereldse vrekkig oppotte.

Uiteindelijk is hij uitgegaan met niets anders dan balsem en een lijkengewaad.

Selecteer voldaanheid uit dit wereldse en wees hiermee tevreden.

Ook al bekom je slechts gemoedsrust.

O zaaier van het goede, je zult weldra vruchten oogsten.

O zaaier van het kwaad, je zult weldra lamlendigheid tegemoet treden.

O ziel, weerhoudt je van zondigheid en verricht.

Een goede daad, wellicht zal Allah mij hierdoor begenadigen.

O ziel, wee jou, toon berouw en doe goed.

Mogelijk zul je na het sterven, ten overvloede beloond worden.

Tot slot, zegeningen voor de uitverkorene, onze heer.

Zegeningen gelijk aan de bliksem die reikt tot aan Shaam en Jemen.

En alle lof zij Allah, Die ons de avond en de ochtend doet beleven.

Die ons Zijn Goedheid, Vergevingsgezindheid, Goedertierenheid en Gunsten doet toekomen.



Zayn ul-cAabidien Hasan ibnoe cAliy

Vertaling qasiedah: Laysal gharieb